Het verhaal van Thomas
We zitten middenin in een verbouwing als ik 31 weken zwanger ben. Al de hele dag voel ik beweging in mijn buik, toch is het anders dan andere dagen. Het lijkt minder enthousiast. Om vier uur in de middag, bel ik het ziekenhuis zoals ik deze zwangerschap al vaker deed. Ik deel mijn zorgen en ik mag direct langskomen. Na een CTG van ruim een uur, staat er een arts naast mijn bed, ze zegt: “We gaan hem nu halen. Buiten je buik kan ik zien wat er aan de hand is en hem helpen. Ik wil het niet nog even aanzien en morgen mogelijk te laat zijn”.
Te laat zijn. Onze eerste zoon overleed kort na zijn geboorte. Te laat… voor mij is deze boodschap een déjà vu. Ik voel de paniek opkomen: ik kan niet nog een kind verliezen.
Ineens beweegt mijn bed richting de OK
Terwijl ik de paniek probeer weg te zuchten, word ik klaargemaakt voor de OK. Ik krijg een infuus en onderweg lopen ze de stappen met me door. Mijn man kan niet bij de ruggenprik zijn, hij kleedt zich om en sluit later aan. Onze zoon zal zo snel mogelijk gehaald worden. Er is geen tijd voor een knuffel of gouden uur. Ik zal hem pas ontmoeten op de NICU.
De OK beleef ik in een roes. Het gaat snel en ik ben me niet echt bewust van wat er gebeurt of wordt gezegd. Later begrijp ik de betekenis pas van zijn Apgar score en de woorden “helpen met ademhalen”. Ik ben dankbaar dat de anesthesist toen een poëtische omschrijving vond voor het woord reanimatie.
Welkom op de NICU
Als ik ben verzorgd en mijn raketje op heb op de uitslaapkamer, mag ik naar de NICU. Daar zie ik ook mijn man die vol trots naar zijn zoon staat te kijken. De ruimte is donker, er is blauw licht en het is rustig. Alle ouders zijn al naar huis. Logisch, het is inmiddels al ver na middernacht. Thomas is klein en krijgt ademhalingsondersteuning. Een aantal uur later sta ik zelf op uit mijn ziekenhuisbed en kan ik met een rolstoel van en naar de NICU.
Graag zou ik nu willen vertellen over alles wat ik hier meemaak, maar als ik heel eerlijk ben dan zijn dit de enige details die ik mij kan herinneren van de eerste dagen op de NICU. Ik voelde geen pijn na toch een grote buik operatie, ik werd geleefd en was geschrokken.
Met de ambulance van Amsterdam naar Almere
Na een dag of vijf mag Thomas naar een ander ziekenhuis. Dat is goed nieuws: het gaat redelijk met hem en de academische zorg van het Amsterdam UMC is niet langer nodig. Als Thomas met zijn couveuse in de ambulance ligt, rijden mijn man en ik naar huis. We douchen, eten wat en kijken iets stoms op TV. Het is fijn om even uit het ziekenhuis te zijn. We wachten op bericht van het nieuwe ziekenhuis, maar dat bericht komt niet.
We besluiten zelf naar Almere te rijden. Deze NICU is veel kleiner, er is geen privacy en de verpleegkundigen lijken minder tijd te hebben dan in Amsterdam. We horen de alarmen van alle monitoren en er zijn maar 2 tuinstoelen om te buidelen. We vinden Thomas in slaap in een couveuse in de hoek van de NICU. Het duurt een paar dagen voor we ons hier veilig voelen.
Veilig voelen
Net als we ons veilig voelen, gaat het mis. Er is iets met het infuus en Thomas krijgt een infectie. De artsen maken zich zorgen: als het binnen korte tijd niet beter gaat, moet hij terug naar Amsterdam. De reiscouveuse en ambulance staan stand-by. Ik weet nog hoe de paniek mij overmeesterde, hoe ik heb gevraagd om opheldering en hoe we smeekten naast zijn couveuse te mogen blijven slapen. Voor het geval dat. Ik weet ook hoe de kinderarts mijn schouders vastpakte, mij aankeek en zij: “hij gaat niet dood.” In tegenstelling tot de poëzie in de OK, ben ik juist nu dankbaar voor haar directheid.
Thomas neemt de bocht zoals ze zo mooi zeggen
Hij verhuist niet naar Amsterdam maar naar een open bedje aan de andere kant van de ruimte. Dit is de medium care afdeling. Hier vieren we mijlpalen met de verpleegkundigen: echte kleertjes aan, zijn eerste badje en leren drinken. Wat zijn ze betrokken en wat wordt hier en met liefde en toewijding gezorgd. Later zal hij nog eens met een ambulance verhuizen, dichterbij onze woonplaats.
Leren, liefde en vermoeidheid
Het waren negen intense weken. We reisden op en neer tussen huis en ziekenhuis. We leerden in rap tempo van alles over ons kind, zijn leven en het leven op de NICU. We leerden de taal spreken van artsen en verpleegkundigen, iedere vrije minuut kolfde ik, ik kreeg EMDR en we slaagden er in om familie en vrienden op de hoogte te houden. Ik heb mij angstig gevoeld, trots en verliefd maar bovenal was ik nooit eerder zo moe als toen.
Rouwen om het verlies van een verwachting
Thuiskomen was wennen. Ik kwam tot rust en het leven werd heel langzaam weer normaal. Maar nu ik er op terugkijk, zie ik ook dat ik rouwde. Dit keer niet om het verlies van een kind maar om het verlies van een verwachting. Om een paar voorbeelden te noemen: we hadden geen foto’s van mijn dikke buik, de bevalling heb ik niet bewust ervaren, er was geen gouden uur, ik sloeg de kraamtijd over en er was geen beschuit met muisjes. Ik had het graag allemaal willen meemaken. Begrijp me niet verkeerd, ik ben niet minder gelukkig of dankbaar met wat ik wel heb. Ik had simpelweg tijd nodig om te aanvaarden dat het zo is gelopen.